Cognitive load theorie toepassen bij microlearning
In commerciële publicaties wordt weleens de suggestie gewekt dat microlearning per definitie een leerzame manier van leren is. Of microlearning daadwerkelijk effectief is, hangt echter voornamelijk af van het toepassen van ‘evidence-informed’ didactische principes. Volgens Christie Vanorsdale vereist effectief microlearning-ontwerp een bewuste toepassing van de Cognitive Load Theory (CLT).
Microlearning is een vorm van leren waarbij kennis, vaardigheden of inzichten worden aangeboden in korte, gerichte leereenheden van 3-7 minuten die eenvoudig te verwerken zijn. Het doel is om lerenden snel en doelgericht te ondersteunen, vaak in de context van hun dagelijkse werk of studie. Microlearning wordt volgens Vanorsdale vaak gepresenteerd als een moderne oplossing voor drukbezette professionals en teams met weinig tijd. Het uitgangspunt is dat korte, gerichte leereenheden beter passen bij de praktijk. Zij schrijft echter dat korter niet automatisch beter is. Zonder zorgvuldige afstemming op de manier waarop mensen informatie verwerken en onthouden, kan microlearning juist leiden tot verwarring en cognitieve overbelasting.
De auteur stelt dat een effectief microlearning-ontwerp een bewuste toepassing van de Cognitive Load Theory (CLT) noodzakelijk maakt. Deze, door John Sweller ontwikkelde, theorie maakt onderscheid tussen drie soorten cognitieve belasting:
- intrinsieke belasting (afhankelijk van de complexiteit van de taak),
- extrinsieke belasting (afleidingen; bemoeilijkt het leeproces)
- en germane, leergerichte, belasting (het opbouwen van kennisstructuren).
Vanorsdale schrijft dat microlearning is alleen effectief wanneer de leerdoelen, de inhoud en de cognitieve belasting op elkaar aansluiten. Drie vragen helpen hierbij volgens haar:
- Welk type denken wordt gevraagd? Bijvoorbeeld het herkennen van een term versus het toepassen ervan in een complexe situatie.
- Hoe complex is het materiaal en welke voorkennis heeft de lerende? Het resetten van een wachtwoord vraagt minder cognitieve inspanning dan het coördineren van een teamproject.
- Gaat het om het herhalen van kennis of het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden? Een korte instructie kan helpen bij het indienen van een declaratie, maar is ontoereikend voor het trainen van leidinggevende vaardigheden.
Christie Vanorsdale stelt dat microlearning vooral geschikt is voor:
- Het versterken van basiskennis, zoals begrippen of definities.
- Het demonstreren van korte, praktische handelingen.
- Het oefenen met besluitvorming in bekende situaties.
- Het stimuleren van reflectie of kennisopvraging tussen grotere leermomenten.
Wordt deze afstemming niet gemaakt, dan wordt microlearning vaak een “snellere manier om te vergeten”.
De auteur onderscheidt ook drie typen microlearning en geeft ontwerprichtlijnen per type:
1. Kennisgerichte microlearning
Scenario: basiskennis opbouwen, bijvoorbeeld bij financiële risico’s.
- Start met pre-training om voorkennis te activeren.
- Segmenteer de inhoud in kleine, duidelijke eenheden.
- Gebruik retrieval prompts, zoals quizvragen.
- Vermijd overbodige visuele of tekstuele informatie.
Dit ondersteunt het vormen van mentale modellen en helpt lerenden kennis te structureren.
2. Miccrolearning gericht op vaardigheden
Scenario: stapsgewijs leren uitvoeren van taken, bijvoorbeeld het registreren van een incident.
- Gebruik uitgewerkte voorbeelden en schermopnames.
- Beperk informatie per stap tot het noodzakelijke.
- Laat lerenden direct oefenen na een demonstratie.
- Vermijd afleidingen zoals animaties of geluiden.
Deze aanpak vermindert extrinsieke belasting en vergroot het begrip van de taakvolgorde.
3. Prestatiegericht microlearning
Scenario: ondersteunen van besluitvorming en oordeelsvorming, bijvoorbeeld bij conflicthantering.
- Gebruik realistische scenario’s die de werksituatie nabootsen.
- Bied keuzes met echte afwegingen in plaats van simpele goed/fout-antwoorden.
- Geef betekenisvolle feedback bij elke beslissing.
- Verhoog geleidelijk de complexiteit om inzicht en zelfvertrouwen te ontwikkelen.
Hier ligt de focus op reflectie, oefenen en het herzien van mentale modellen.
Het artikel sluit af met een korte checklist voor ontwerpers:
- Is het leerdoel duidelijk en afgestemd op kennis, vaardigheid of prestatie?
- Sluit de opbouw van de content aan bij de taakcomplexiteit?
- Zijn visuele en tekstuele elementen functioneel en doelgericht?
- Wordt retrieval, reflectie of feedback actief ingebouwd?
- Ondersteunt de vorm het leren, of alleen het afleveren van content?
Mijn opmerkingen
Microlearning is vooral geschikt voor het aanleren of opfrissen van specifieke kennis of vaardigheden. Het ondersteunt just-in-time leren, en is effectief bij herhaling, oefenen en toepassen in de praktijk. Microlearning is met name gericht op het verbeteren van de werkprestaties van werknemers. Wat dat betreft is de driedeling van Christie Vanorsdale wat vreemd. In mijn boek “Van start met e-learning in 60 minuten” typeer ik microlearning als één van de typen online leereenheden (die weer één van de vijf vormen van e-learning zijn).
Zoals ik in de inleiding schreef, gaat het erom dat je ook bij microlearning ‘evidence-informed’ didactische principes toepast. Je kunt uiteraard meer van deze principes en richtlijnen toepassen dan de cognitive load theory. Deze theorie is ook niet onomstreden, hoewel er ook het nodige onderzoek is gedaan naar het gebruik ervan. De wetenschappelijke kritiek op Swellers cognitive load theorie richt zich op methodologische en theoretische problemen. De theorie zou niet falsifieerbaar zijn omdat tegenstrijdige resultaten achteraf kunnen worden ‘wegverklaard’. Er schijnen ook geen betrouwbare instrumenten voor cognitive load te bestaan. Verder konden onderzoeken niet altijd gerepliceerd worden, en is sprake van tegengestelde effecten in meerdere studies. Critici stellen ook dat de theorie het werkgeheugen te simplistisch benadert, motivatie en sociale context negeert, en vooral werkt in kunstmatige laboratoriumomstandigheden. Zie bijvoorbeeld De Jong, 2009 en Skulmowski # Man Xu, 2021.
Desondanks is deze theorie één van de bekendste en waarschijnlijk meest gebruikte theorieën bij het ontwerpen van leertrajecten, inclusief online leereenheden.