AI-toepassingen zijn niet zo maar een ‘middel’ en niet te vergelijken met ‘reguliere’ leertechnologie
“Digitale technologie is maar een middel”. Ik heb al vele jaren een grondige aversie tegen deze dooddoener. Digitale technologie is veel meer dan een middel, en dat geldt al helemaal voor ‘AI’. Deze technologieën zullen grote invloed hebben op het onderwijs, meer ingrijpend dan veel onderwijsinstellingen waarschijnlijk beseffen.
Stefan Bauschard omschrijft ‘AI’ als een onderliggende cognitieve laag die verweven raakt met menselijk denken, besluitvorming en creativiteit. Dit vraagt om een grondige herziening van onderwijsdoelen, curriculum en pedagogisch-didactische aanpak. De huidige discussies binnen het onderwijs richten zich volgens hem op de verkeerde vragen. Vragen over of we AI überhaupt moeten gebruiken, of lerenden het mogen inzetten voor schoolopdrachten en of we het moeten toevoegen aan bestaande lesmethoden, zijn volgens hem achterhaald. De realiteit is dat AI alomtegenwoordig is, verweven in technologieën die we dagelijks gebruiken zoals zoekmachines, smartphones en softwarepakketten. De discussie zou daarom niet moeten gaan óf we AI gebruiken, maar hoe we lerenden voorbereiden op een wereld waarin machines cognitieve taken kunnen uitvoeren. Bauschard stelt dat het huidige onderwijssysteem daardoor achterloopt op een realiteit waarin machines sneller, nauwkeuriger en op grotere schaal kennis genereren dan mensen. Het simpelweg ’toevoegen’ van ‘AI’ aan dit systeem is als het ophangen van een gloeilamp in een klaslokaal uit de 19e eeuw; de onderliggende structuur moet volgens hem veranderen, net zoals elektriciteit de samenleving transformeerde.
AI is niet langer iets dat je bewust opzoekt, zoals een website, maar is ‘ambient‘: het is constant aanwezig en geïntegreerd in onze digitale omgeving. Dit maakt het controleren of verbieden ervan onmogelijk en absurd. De ontwikkeling van brein-computerinterfaces (BCI’s) zal deze integratie verder versterken, waardoor de grens tussen menselijk en machinaal denken vervaagt. Dit leidt volgens Bauschard tot nieuwe vragen over bijvoorbeeld originaliteit, academische integriteit en aandacht. Wat betekent “zelfstandig werk” wanneer gedachten en AI-output verweven zijn?
AI ontwikkelt zich bovendien richting kunstmatige algemene intelligentie (AGI), met voorspellingen dat rond 2030 systemen zullen ontstaan die taken uitvoeren die nu menselijke intelligentie vereisen. Tegelijkertijd worden AI-systemen steeds autonomer: ze kunnen plannen, beslissingen nemen en zelfstandig handelen. Deze zogeheten ‘agentic AI’ maakt dat de rol van de mens verandert van uitvoerder naar ontwerper, beoordelaar en regisseur van technologie. Onderwijs zal lerenden moeten voorbereiden om AI-systemen te begrijpen, te sturen en moreel te begrenzen, in plaats van ze uitsluitend op te leiden voor taken die AI al beter kan uitvoeren. De focus ligt dan op het afstemmen van AI op menselijke waarden.
Naast kennis en vaardigheden vraagt dit tijdperk om meer nadruk op menselijke kwaliteiten die AI niet kan repliceren. Het artikel benoemt morele oordeelsvorming, empathie, contextbewustzijn, het stellen van nieuwe vragen en culturele en emotionele complexiteit als cruciale leerdoelen. Deze dimensies worden volgens de auteur steeds waardevoller. Onderwijs moet lerenden helpen betekenis te vinden, verantwoordelijkheid te nemen en bewust keuzes te maken in een samenleving waarin AI meebeslist.
Bauschard benadrukt dat een herziening van het curriculum noodzaak is. Veel vaardigheden die nu worden onderwezen, zoals coderen, schrijven en grafisch ontwerp, worden al grotendeels door AI geautomatiseerd. Het simpelweg een AI-laag toevoegen aan deze vakken is onvoldoende. Voor een vak als wiskunde betekent dit een verschuiving van het handmatig oplossen van vergelijkingen naar het kunnen formuleren van de juiste vragen, het begrijpen van systemen en het ethisch beoordelen van door AI gegenereerde modellen. Het curriculum zou zich meer moeten richten op datageletterdheid, statistiek en systeemdynamica. Ook het computeronderwijs moet veranderen: van het leren schrijven van code naar het begrijpen van de architectuur van AI-systemen, systeemdenken en ethisch ontwerp. De menselijke rol verschuift van uitvoerder naar regisseur en criticus van machinaal gegenereerde oplossingen. Binnen het taalonderwijs, waar AI nu al essays kan schrijven en teksten kan analyseren, moet de focus verschuiven van het produceren van tekst naar het cultiveren van een authentieke stem, interpretatief vermogen en moreel oordeel, aldus Stefan Bauschard. In het algemeen komt het er dan op neer dat de toekomst van het onderwijs ligt in het cultiveren van deze menselijke kern: moreel oordeelsvermogen in complexe situaties, het meewegen van geleefde ervaringen, het stellen van nieuwe vragen in plaats van alleen problemen oplossen, en het omgaan met menselijke emoties en culturele dilemma’s.
Dit kan volgens de auteur betekenen dat onderwijsinstellingen afstand nemen van vaste leeftijdsgroepen, rigide roosters en geïsoleerde vakstructuren, en toewerken naar flexibeler, interdisciplinair en projectgestuurd leren. AI kan worden ingezet om adaptief onderwijs te bieden en docenten te ontlasten van routinetaken, zodat zij zich meer kunnen richten op begeleiding, dialoog en het bevorderen van menselijke interactie. Docenten blijven volgens de auteur onmisbaar als relationele ankers in een wereld waarin kennis alomtegenwoordig is.
Volgens Bauschard leidt de huidige situatie ook tot een existentiële vraag bij lerenden: “Wat is het nut?”. Ze voelen volgens hem aan dat ze worden voorbereid op een wereld die niet meer bestaat. Dat kan leiden tot angst over de zinvolheid van hun opleiding. Ook het hoger onderwijs, dat fungeert als voorbereiding op de arbeidsmarkt, moet zijn rol volgens hem heroverwegen nu de levensduur van loopbanen onzeker is. De traditionele exclusiviteit van elite-universiteiten staat onder druk doordat AI hoogwaardige kennis, instructie en begeleiding toegankelijk kan maken voor een breed publiek, aldus de auteur. Dit roept vragen op over de rechtvaardigheid van het huidige systeem en dwingt tot herdefiniëring van de waarde van onderwijs, credentials en persoonlijke leerervaringen. De kernverschuiving is dat scholen lerenden niet langer voorbereiden op het reproduceren van kennis, maar op het creëren van betekenis, samenwerken met intelligente systemen en bijdragen aan menselijke waarden in een wereld waarin cognitieve arbeid niet langer uniek menselijk is.
In zijn bijdrage werkt de auteur ook gevolgen voor verschillende actoren uit. Schoolleiders zouden onder meer de missie moeten herijken naar het voorbereiden van mensen om zinvol samen te leven in een door AI gevormde wereld. Curriculumontwerpers moeten zich bijvoorbeeld richten op het bevorderen van menselijk oordeelsvermogen en relationele taken. Voor docenten betekent dit onder andere dat zij hun rol als ‘relationele aanwezigheid’ moeten omarmen; hun waarde ligt niet enkel in kennisoverdracht, maar in het modelleren van empathie en zorg, en het creëren van een emotioneel veilige leeromgeving.
Bauschard stelt dat het onderwijs de eigen koers moet veranderen. De wereld waarin lerenden terechtkomen is volgens hem compleet nieuw. Machines kunnen kennis produceren, maar mensen brengen nog steeds oordeel, context en betekenis. Alleen mensen kunnen empathie en relaties opbouwen. Onderwijs moet zich richten op wat menselijk blijft: verbinding, moraliteit en verbeelding in het AI-tijdperk.
Mijn opmerkingen
De gevolgen van AI voor leren, opleiden en onderwijs zullen groter zijn dan de impact die bijvoorbeeld een leermanagement systeem heeft. Je kunt een LMS bijvoorbeeld binnen het bestaande onderwijs gebruiken, en je kunt deze technologie ook betrekkelijk gemakkelijk niet gebruiken. AI-technologie is inderdaad ‘ambient’ en heeft gevolgen voor de inhoud van tal van vakgebieden -Bauschard geeft daar voorbeelden van-, en voor de wijze waarop onderwijs en opleiden worden verzorgd. Deze ontwikkeling dwingt onderwijsinstellingen opnieuw te kijken naar leeruitkomsten en naar de manier van beoordelen, en ook naar de wijze waarop onderwijs verzorgd en geleerd wordt (constructive alignment nietwaar). Volgens mij blijft het zaak om te investeren in basiskennis en -vaardigheden. Bijvoorbeeld in coderen. Je kunt immers geconstrueerde code slecht beoordelen als je helemaal niets van coderen af weet. Maar verder zullen we inderdaad kritisch moeten kijken naar bekwaamheden waar AI-technologie niet goed of slecht in is, en naar wat we als mensen niet meer hoeven te kennen of kunnen. Daarbij moeten we ook naar de langere termijn kijken. Op dit moment stelt ‘agentic AI’ nog niet heel veel voor. Over 5 jaar zal dat ongetwijfeld anders zijn. Of dit betekent dat onderwijsinstellingen daarmee ook moeten afstappen van onder andere vaste leeftijdsgroepen, weet ik niet. Het groeperen naar leeftijd heeft namelijk niet alleen te maken met de opbouw van een curriculum, maar bijvoorbeeld ook met pedagogische overwegingen. Het vragen naar het nut van het leren is m.i. overigens van alle tijden.
Mijn bronnen over (generatieve) artificiële intelligentie
Deze pagina bevat al mijn bijdragen over (generatieve) artificiële intelligentie, zoals ChatGPT.
The post
AI-toepassingen zijn niet zo maar een ‘middel’ en niet te vergelijken met ‘reguliere’ leertechnologie first appeared on
WilfredRubens.com over leren en ICT.
Lees het hele
artikel