Durf. Doe. Deel. Impressie dag 2 CvI Conferentie 2025
Op 14 en 15 mei 2025 vond de jaarlijkse CvI-conferentie plaats. Dit is de ontmoetingsplaats voor het middelbaar beroepsonderwijs om kennis en ervaringen met elkaar uit te delen. Deze blogpost is mijn impressie van dag 2.
AI-gedreven blended ontwerp
De eerste sessie van dag 2, die ik heb bezocht, werd verzorgd door Roald van Firda en Bernd van Brainstud. Deze organisaties werken samen om onderwijs persoonlijker te maken. Brainstud heeft een platform ontwikkeld voor keuzedelen (“all you can learn”) dat nu als white-label product beschikbaar is voor integratie binnen onderwijsorganisaties. Firda maakt hier gebruik van om complete modules te ontwikkelen, ondersteund door hun edTech team.
Bij hun werkwijze speelt de AI-applicatie Claude een belangrijke rol. Deze tool is volgens de presentatoren bijzonder sterk in tekstverwerking en wordt ingezet om hun werkproces te verbeteren.
De presentatoren lichtten hun vijf-fasen model toe voor het ontwikkelen van blended onderwijs:
Fase 1: Emphazise
In deze eerste fase inventariseren de ontwikkelaars welk materiaal al beschikbaar is, hoeveel ruimte er is voor ontwikkeling en wat het kwalificatiedossier inhoudt. Dit gebeurt via interviews, wat resulteert in een ontwerpaanpak. De informatie die hier verzameld wordt, dient later als input voor Claude.
Fase 2: Define
Hier wordt gekeken naar de visie op (blended) leren, ontwerpprincipes, leeruitkomsten, rubrics en kenmerken van de doelgroep. Deze fase leidt tot heldere ontwerpprincipes.
Fase 3: Grof ontwerp
In deze fase bepalen de ontwikkelaars welke mogelijkheden voor differentiatie zij willen bieden en hoe ze de toetsing inrichten. Het resultaat is een blended leerreis.
Fase 4: Prototype
Tijdens het prototypen wordt gewerkt met een blauwdruk, wordt content ontwikkeld (zoals video’s) en wordt de leeromgeving ingericht. De output van deze fase is een gedetailleerde blauwdruk.
Fase 5: Test
In de laatste fase wordt het eindproduct gepresenteerd en leren gebruikers hoe ze het leerplatform kunnen gebruiken. De module wordt uitgeprobeerd en op basis van peer feedback herontworpen, wat leidt tot implementatie en verfijning.
Tijdens de sessie werd duidelijk dat AI het ontwerpproces op vele manieren kan versterken zonder het menselijke aspect te vervangen. AI kan bijvoorbeeld helpen bij:
– Het formuleren van leeruitkomsten
– Het ontwikkelen van content
– Het maken van blauwdrukken
Binnen Claude heeft het team van Firda samen met Brainstud meerdere projecten ontwikkeld zoals de blauwdruk bouwer of een prompt briefing. Dit is een instructie voor een opdrachtenbouwer die gemaakt wordt op basis van een ontwikkelde blauwdruk. Deze projecten zijn voorzien van uitgebreide instructies (die ik best wel zou willen hebben!). Tijdens een demonstratie toonden de presentatoren hoe je een chat start waarbij Claude diverse vragen stelt. Op basis van de antwoorden en toegevoegde bronnen gaat Claude vervolgens aan de slag. Experts binnen onderwijsteams checken de inhoud van de output. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat de inhoud van modules relevant moet zijn voor alle betrokken opleidingsteams.
Door AI in te zetten, creëren onderwijsontwerpers meer ruimte voor het creatieve proces. Ze zijn minder tijd kwijt aan schrijfwerk en kunnen zich meer richten op gesprekken over de uitkomsten van het schrijfproces. AI versnelt het werk en kan de kwaliteit verbeteren. Ook kan AI worden gebruikt om instructies en opdrachten contextspecifiek te maken.
Hoewel er nog geen studenten zijn gestart met modules die met behulp van AI zijn ontwikkeld, werken docenten er al wel mee.
Philippa Hardman heeft overigens veel over AI en instructional design geschreven. Check haar online nieuwsbrief.
Het ExpertiseCentrum Extended Reality van Landstede
Tijdens de CvI-conferentie heb ik ook de stand van het ExpertiseCentrum Extended Reality van Landstede bezocht. Dit centrum richt zich op de ontwikkeling en toepassing van extended reality technologieën met name voor de veiligheidssector.
Het EXR besteedt veel aandacht aan de kwaliteit van hun XR-producten, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan feedback-mechanismen.
Een belangrijk kenmerk van het EXR is de samenwerkingsstructuur tussen meerdere onderwijsinstellingen. Deze samenwerking is van grote waarde omdat het ontwikkelen van XR-content een arbeidsintensief proces is dat veel specifieke expertise vereist. Door kennis te bundelen en materialen uit te wisselen, kunnen de deelnemende scholen hoogwaardige XR-toepassingen ontwikkelen die voor individuele instellingen moeilijk te realiseren zouden zijn.
Deze gezamenlijke aanpak zorgt niet alleen voor een breder bereik van toepassingen, maar bevordert ook innovatie door het delen van inzichten en ervaringen tussen de verschillende onderwijsinstellingen. Dit leidt hopelijk tot een groeiend aanbod van praktische XR-oplossingen die direct toegepast kunnen worden in de beroepspraktijk.
Keynotes Marc van der Meer en Henrike Karreman
Tijdens sessieronde 6 heb ik twee keynotes bijgewoond. De eerste was van Marc van der Meer. Hij gaf een terugblik op tien jaar methodisch innoveren in het MBO en presenteerde hij tien praktische leidraden voor het beroepsonderwijs.
Van der Meer begon zijn verhaal met een historisch perspectief. In 2015 verschenen twee documenten – MBOin2025 en MBOnaar2025 – die opvallend accuraat bleken in het voorspellen van de huidige uitdagingen. Interessant detail: terwijl het mbo zelf bezig was met deze toekomstverkenningen, kreeg het nauwelijks aandacht in de grotere onderzoeken zoals die van de WRR of het project Onsonderwijs2032.
Twee belangrijke problemen waar het MBO mee te maken heeft zijn:
1. Demografische krimp (-20%)
2. Flexibilisering van het onderwijs.
De laatste jaren zagen we een nieuwe aanpak rond het project MBOin2030. Het ministerie koos voor een ‘open benadering’ met vijf thema’s: gepersonaliseerd leren, dialogisch valideren, regionaal ecosysteem, het ROC als centrum voor beroepsonderwijs, en taken en rollen van docenten. Door middel van ‘challenges’ werden scholen uitgedaagd om met innovatieve oplossingen te komen.
Marc stelde dat methodisch innoveren werken en leren verbindt. Deze bewezen aanpak creëert een cultuur van continue verbetering.
Waarom doen we wat we doen (wendbaar handelen centraal stellen)? Wat doen we (denken in de functie van het onderwijs) en hoe doen we dat?
Volgens Mark hebben we sterkere professionelere normen nodig als we meer flexibilisering realiseren. Het gesprek over die normen ontbreekt echter. Oude ideeën werken volgens hem nog steeds.
Marc van der Meer stond ook stil bij tien concrete leidraden voor het MBO, gebaseerd op studies in verschillende sectoren. Deze leidraden zijn ingedeeld in doelen, werkwijzen en aanpak:
Onder de doelen benadrukte hij het belang van gezonde en vitale studenten en optimale ontwikkeling. Bij werkwijzen pleitte hij voor zelfsturing en reflectie, vakvolwassenheid, flexibele leerroutes en het ontwikkelen van generieke knowhow op alle niveaus, inclusief metacognitieve vaardigheden.
Voor de aanpak noemde hij het belang van systeemkennis en bestuurlijk leiderschap, maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en het doorbreken van de eilandencultuur door samenhangende acties.
Marc wees op enkele hardnekkige knelpunten: de concurrentie tussen scholen waardoor studenten geen modules bij andere instellingen kunnen volgen, de stapeling van toezicht, haperende professionalisering van docenten, de kloof tussen werkvloer en beleidsmakers, en het niet afmaken van de innovatiecyclus.
In twee LinkedIn-posts gaat Marc hier uitgebreider op in:
Keynote twee was van Henrike Karreman en had als titel: Onderwijskwaliteit in het MBO: Een bezinning op de rol van de minister
Henrike Karreman is directeur MBO van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Zij begon haar betoog met de nadruk op een gedeelde verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit. Ze benadrukte dat deze verantwoordelijkheid niet alleen bij het ministerie ligt, maar bij alle betrokkenen: docenten, praktijkopleiders, teams, bestuurders, inspectie en landelijke organisaties. Het project MBO2030 speelt hierin een belangrijke rol, naast diverse andere projecten gericht op onderwijskwaliteit.
Een belangrijk gegeven dat Karreman naar voren bracht, is dat het MBO minder wordt geraakt door bezuinigingen dan het hoger onderwijs. Tegelijkertijd zijn er voor het MBO ook minder specifieke financieringsbronnen (‘potjes’) waar een beroep op kan worden gedaan. Het lijkt erop dat een grote investeringsimpuls, zoals die enkele jaren geleden plaatsvond, niet opnieuw zal komen.
Bovendien zal het ambtelijk apparaat met minder mensen moeten werken, wat betekent dat er scherpere keuzes gemaakt moeten worden over waar men zich op wil richten. Dit roept de vraag op: wat is met minder ambtenaren de baseline voor onderwijskwaliteit?
Henrike identificeerde verschillende signalen die de kwaliteit van het onderwijs kunnen aangeven:
– Het beheersingsniveau van basisvaardigheden
– De kwaliteit van opleiden op de werkplek
– De verschillen in kwaliteit tussen instellingen en opleidingen
Deze signalen leiden tot fundamentele vragen: Wat moet het ministerie doen aan de soms grote kwaliteitsverschillen? Waar kan een minister werkelijk verschil maken?
Tijdens haar presentatie schetste Henrike een beeld van wat onderwijskwaliteit inhoudt. Het gaat om:
– Het realiseren van brede leeropbrengsten
– Het ontwikkelen van bekwaamheden die studenten in staat stellen te functioneren (de drievoudige kwalificatie)
Volgens Henrike Karreman ontstaat onderwijskwaliteit onder de volgende voorwaarden:
1. Wanneer docenten, instructeurs en praktijkopleiders gestructureerd onderwijs geven
2. Wanneer instellingen voldoende goed opgeleide docenten en instructeurs hebben, en er voldoende stageplaatsen en leerbanen met deskundige praktijkopleiders zijn
3. Wanneer studenten een haalbaar en degelijk onderwijsprogramma volgen
4. Wanneer teams, opleidingen en instellingen blijven leren en innoveren
5. Wanneer bestuurders kwalitatief en gestructureerd onderwijs ondersteunen en efficiënt en onderwijskundig leiderschap tonen
Opvallend is dat zij ook aangaf dat er in lerarenopleidingen juist weinig aandacht is voor het MBO, wat eigenlijk wel een probleem vormt meerdere van deze voorwaarden.
Henrike Karreman vroeg ook actief feedback van de aanwezigen op de genoemde kwaliteitscriteria. Vanuit de zaal werd bijvoorbeeld aangevuld dat docenten ook in staat moeten zijn om de relatie met de beroepspraktijk te onderhouden, en dat het er niet om gaat dat docenten goed opgeleid zijn maar dat zijn in staat moeten zijn hun professie goed uit te voeren (vakinhoudelijk, pedagogisch, didactisch, digitaal bekwaam).
Een belangrijk discussiepunt tijdens de sessie was waar de focus van het ministerie zou moeten liggen bij het verbeteren van kwaliteit. Eén van de suggesties was dat de toenemende complexiteit binnen opleidingen (zowel qua verbreding als verdieping) gekoppeld zou moeten worden aan onderwijskwaliteit.
Mee-sturen in veranderprocessen
De donderdagmiddag stond in het teken van verdiepingssessies waar je je vooraf moest aanmelden. Ik had me ingeschreven voor de sessie over hoe je als individu kunt mee-sturen in veranderprocessen? 15 deelnemers aan het Leernetwerk Praktijkinnovatie MBO delen hun inzichten en nieuwe manieren.
De sessie startte met twee speeches van twee deelnemers aan dit leernetwerk. Zij hebben deze speeches gegeven tijdens sessies van hun teams in het kader van een innovatietraject.
Jacomijn schetste context van een teamontwikkelproces. Zij is onderwijsmanager. Het gaat om taaldocenten. Ze hebben het gehad over kernwaarden, visie, de eigen talenten, de opdrachten van het team. Het team moet professioneel leiderschap dragen. Jacomijn heeft een speech gehouden, waarin zij benadrukte wat het team al bereikt heeft, en wat er moet gebeuren. Over verbinden, vertragen en versnellen. Zij liet mensen via een pantoum inzicht krijgen in haar leerproces, waarin zij moet vertrouwen op de expertise van haar team en los mag laten. Ook daagde zij teamleden uit om na te denken over een vraag waar men de teamdag mee ingaat.
Joeri is o.a. projectleider professionalisering binnen een flexibiliseringstraject. Professionalisering van docenten wordt ook modulair aangepakt. Hij heeft ook een speech gehouden voor de interne academie tijdens een tweedaagse. Hij schetste ook zijn leerproces waarin hij kennis maakte met de metafoor van de Cypher (cirkel waarin dansers een voor een hun moves laten zien). Deze aanpak heeft bepaalde principes die Joeri heeft toegelicht. Ook erkende hij een worsteling om te komen van halfproducten tot eindproducten. Deelnemers hebben professionele autonomie binnen duidelijke kaders (de muziek van de organisatie). Ruimte hebben om fouten te maken maakt daar deel van uit. Hij nodigde ook uit om met hem mee te doen.
Vervolgens zijn we aan de slag gegaan met een werkvorm ‘Werk in Opvoering’ waarin je werkt vanuit een vraag. Je moet zelf in die vraag voorkomen? Vervolgens moesten we via een brief reflecteren op de vraag. Een kunstenaar in de hoek reflecteerde op het proces. Daarna hebben we de brieven voorgelezen, en daar op gereflecteerd. Tenslotte kwam de kunstenaar aan het woord.
Deze werkvorm bevordert het genereren van feedback vanuit verschillende perspectieven. Alle deelnemers konden binnen een half uur hun feedback op de vraag geven.
Daarna zijn we ingegaan op vier soorten gesprekken die je binnen een innovatietraject handvatten geven voor het voeren van gesprekken. We hebben daar ook mee geoefend. De soorten gesprekken zijn gebaseerd op Otto Scharmer’s in ‘fields of conversation’:
1. Beginnend gesprek. Afstemmen op elkaar: beleefd. “Lekker weertje hè… en waar kom jij vandaan?”
2. Discussie. Uitwisselen van argumenten: tegengesteld
Start vanuit een casus met rollen:
• Directeur en docent spreken over belang studiedagen
• Programmamanager en teamleider spreken over diversiteitsbeleid
• Bestuurder en onderwijskundige spreken over modularisering
Hulpvragen:
• Jouw argument weegt niet zwaar, want…
• Mijn punt is belangrijker, want…
• Tegenstellingen stimuleren: wat kun je hier tegenin brengen?
Mijn reactie:
Je komt niet tot elkaar. De positie binnen de organisatie beïnvloedt het gesprek. Best onprettig.
3. Onderzoekend gesprek. Op zoek naar de kern: nieuwsgierig.
Start vanuit een vraag of kwestie, zoals:
• Wat bedoelen we eigenlijk met mee-sturen aan verandering?
• Wat is de waarde van flexibilisering voor het onderwijs?
• Wanneer doen wij ons (team)werk goed?
Hulpvragen:
• Waarom is dat belangrijk?
• Zou dat altijd gelden?
• Welke waarde ligt hierachter?
Mijn reactie:
Aangenaam, stimulerend. Nodigt uit tot reflectie. Is wel wennen.
4. Generatieve dialoog. Verzamelen van oplossingsrichtingen: co-creatie
Bespreek een vraagstuk waarvan je nieuwsgierig bent naar diverse invalshoeken:
• Wat kan ik als professional allemaal doen om mee te sturen aan verandering?
• Welke ingrediënten helpen bij het ontwerpen van een professionaliseringsactiviteit?
• Wat zijn mogelijkheden om het huidige mbo-onderwijs te verbeteren?
Hulpvragen:
• Ja… én wat nog meer?
• Vanuit welke perspectieven / belangen / betrokkenen kunnen we nog meer kijken?
• En als we nog een ronde doen, wat heeft dat ons te zeggen?
Mijn reactie:
Leuk gesprek. Leidt tot nieuwe ideeën. Samenwerking. Leidde inderdaad meerdere invalshoeken. De vraag moet zich er wel voor lenen. Complex, niet eenduidig. Vraagt om nieuwsgierigheid.
Belangrijk om verwachtingen helder te maken over het soort gesprek dat je binnen een proces gaat houden.
Tot slot
De wederom puik georganiseerde tweedaagse CvI Conferentie 2025 blijft een waardevolle inspiratiebron en gelegenheid om bij te praten en kennis te delen over innovaties en andere belangrijke ontwikkelingen. Dat kwam op dag 1 duidelijk naar voren en gisteren ook weer. De beschreven sessies van dag 2 tonen diverse perspectieven op de uitdagingen waar het MBO voor staat: de implementatie van AI bij onderwijsontwerp, methodisch innoveren, en de zoektocht naar effectieve manieren om verandering te sturen. Wat opvalt is de potentiële spanning tussen vernieuwing en verankering – tussen flexibilisering en kwaliteitsborging. Ook het zoeken van een balans tussen sturing en professionele autonomie, vooral in een sector waar ook nog wel wat te verbeteren valt in de basis (denk aan basisvaardigheden of AI-geletterdheid). Het gebruik van creatieve werkvormen zoals de ‘Werk in Opvoering’ methode en de ‘vier soorten gesprekken’ benadrukken het belang van dialoog en reflectie bij veranderingsprocessen. De conferentie laat zien hoe het MBO-veld actief zoekt naar manieren om onderwijs te verbeteren zonder het menselijke aspect uit het oog te verliezen – een constante afweging tussen bijvoorbeeld digitale mogelijkheden en pedagogische waarden (zoals ook tijdens de eerste dag werd benadrukt). Innovatie in het MBO blijft vooral een sociaal proces dat gedragen moet worden door betrokkenen. En dit wil wel eens op gespannen voet staan met de noodzaak om vaart te maken met innovaties.
Hier vind je mijn impressie van de eerste de dag.
The post
Durf. Doe. Deel. Impressie dag 2 CvI Conferentie 2025 first appeared on
WilfredRubens.com over leren en ICT.
Lees het hele
artikel