Principe 3. Het overtolligheidsprincipe (je zou dit ook het dubbelop principe kunnen noemen)
Dit principe komt er op neer dat je niet dezelfde tekst in woorden en audio moet aanbieden. Dit leidt af blijkt uit onderzoek. Deelnemers die plaatjes en een verhaal te horen kregen scoorden beter dan deelnemers die dezelfde plaatje en verhaal kregen maar ook nog het verhaal bij de plaatjes uitgeschreven. Dit betekent voor video simpelweg dat je niet moet ondertitelen met dezelfde tekst als de stem bij de video.
Principe 4. Het nabijheidsprincipe (in plaats)
Mensen leren makkelijker wanneer de bijbehorende woorden en afbeeldingen vlak bij elkaar staan. We zijn gewoon luie wezen en willen het liefst alles op een presenteerblaadje aangeboden krijgen.
Principe 5. Het nabijheidsprincipe (in tijd)
En dit geldt ook voor tijd. Het is handiger om de plaatjes over het ontstaan van onweer te zien als een stem het uitlegt, inplaats van eerst de plaatjes te zien en daarna pas de uitleg (of andersom). Dit verklaart het succes van animatie- en andere instructie-videos.
Principe 6. Het segmenteer principe
Leren via multimedia is effectiever wanneer het materiaal is opgedeeld in delen en lerenden de controle hebben hebben over het volgen van de stappen. Dit is vaak het geval bij interactieve video, maar kan ook simpelweg door het opdelen van een video van 15 minuten in 3-4 videos waarbij mensen zelf kunnen kiezen wanneer ze doorgaan met de volgende. Hier zien we natuurlijk de kracht van interactieve video terug. Hoewel je ook kunt zeggen dat een goede vraag in een video een signaal functie heeft.
Principe 7: Het pre-training principe
Mensen zijn beter in staat om van multimedia te leren wanneer ze de belangrijkste concepten al kennen. Dit hebben wij bijvoorbeeld toegepast door te zorgen dat voor een SPOC de deelnemers een e-learning kunnen doorlopen met de basiskennis. Hierdoor is iedereen op de hoogte van de belangrijkste concepten en kunnen we in de SPOC de diepte in.
Principe 8: Het modaliteitsprincipe
Mensen leren dieper van afbeeldingen en gesproken woord dan van afbeeldingen en geschreven woord. Dit betekent dat gesproken toelichting bij een animatie beter werkt dan alle tekst op het scherm. Ik zie inderdaad wel eens animaties met alleen tekst en daarbij heb ik zelf altijd het gevoel dat ik sneller af was geweest met de tekst onder elkaar in een blog. Voor mij is dit principe eigenlijk net iets te logisch: het zegt dat je zowel oog als oor slim moet gebruiken toch?
Principe 9: Het multimedia principe
Mensen leren beter van woord en beeld van van alleen tekst. Ja… dus visualiseren helpt! Gelukkig maar anders zouden we terug moeten naar het opladen van pdfs als online leren. Uhmmmm dat heb ik echt een keer gezien he? Een online cursus waarbij je in Moodle ongeveer 20 verschillende pdfs moest downloaden en lezen…
Principe 10: Het personaliseer principe
Het personaliseer principe vind ik wel sympathiek. Het zegt dat mensen beter leren wanneer een conversatie-achtige stijl wordt gebruikt in plaats van een formele stijl. Dit is bij onze leergangen namelijk altijd een basisprincipe geweest: maak het persoonlijk en ga online in gesprek. Mayer vertaalt het als: gebruik bij een gesproken tekst in een animatie ook worden als jij, en jouw, spreek mensen direct aan. Verder helpt een vriendelijke stem. Nog wel een handige: onderzoek wijst uit dat het gezicht van de spreker (bv. bij een screencast) niet automatisch helpt voor beter begrip. Dit gaat alleen op als hier relevante informatie in zit, bv. door de gezichtsuitdrukkingen.
Welk principe kan ik al onderuit halen?
Ja, welke denk je? Dat is het overtolligheidsprincipe. Hier heb ik meteen een uitzondering op gevonden. Na het lezen van het boek wilde ik meteen mijn kennis toepassen bij een video-interview, en dus had ik een argument om de video niet te ondertitelen in dezelfde taal als van het interview (Engels). Echter, het gaat om een interculturele context, met veel niet-moedertaal Engelssprekenden. Het blijkt dat mensen in dit geval een letterlijke ondertiteling wel heel fijn vinden, omdat de accenten niet altijd goed zijn te verstaan. Na het zien van de video met ondertiteling haalde ik er zelf toch ook meer uit, hoewel ik best gewend ben aan verschillende accenten in Engels. Dat brengt me bij de boundary conditions.
Wanneer gaan deze principes op? Wanneer ook niet?
In elk hoofdstuk is er een bespreking van de ‘boundary conditions’. Dit zijn eigenlijk de omstandigheden waarbinnen het principe opgaat. Je zou dus kunnen zeggen bij het overtolligheidsprincipe dat dat waarschijnlijk vooral opgaat voor groepen die dezelfde taal spreken en beheersen. Mayer heeft niet onderzocht of dit ook op gaat voor niet-moedertaalsprekers. Dat is dus wel belangrijk om je je te realiseren, dat er altijd uitzonderingen zijn. Uit de voorbeelden kun je bijvoorbeeld afleiden dat het veel gaat om instructiemateriaal, het voorbeeld van uitleggen van het ontstaan van onweer en bliksem wordt veel gebruikt. Zo gaan veel van de principes vooral op voor onervaren deelnemers en complex materiaal. Dit vind ik wel iets om goed in je achterhoofd te houden, meer ervaren kijken kunnen bijvoorbeeld wel meer overtollige informatie aan.
Conclusie
Wat kun je dus leren van Richard Mayer? Je kunt vooral veel aan deze principes hebben als je materiaal ontwikkelt over complexe zaken voor beginnende lerenden. Zorg voor een heldere boodschap, maak visueel waar het omdraait. Vermijd dat je dezelfde informatie dubbelop aanbiedt. Maak het persoonlijk en zorg dat ze zelf de controle hebben over de snelheid om door de stof te gaan.